The Mighty Wah! | A Word to the Wise Guy

Releasejaar: 1984  Label: Eternal / Beggars Banquet  Land: UK

the-mighty-wah-a-word-to-the-wise-guy-1984

Afspeelbron: vinyl LP, Eternal / Beggars Banquet (BEGA 54), 1984, UK

Wah! (Liverpool), hier The Mighty Wah! genoemd, start het album met ‘Yuh Learn I’, een vlot bas/ritme stukje met een soort rap erover, wat als een rode draad door het album loopt doordat er, verdeeld over de plaat, nog 3 delen volgen. Dit begin kan je flink op het verkeerde been zetten. Eigenlijk valt er nog helemaal niet in te schatten wat je kan verwachten. Vervolgens belanden we in een degelijk new wave nummer, enigszins vergelijkbaar met de pakkende nummers op Modern Eon’s Fiction Tales. Maar denk dan niet dat vanaf dat moment de richting is bepaald, want The Mighty Wah! houdt van afwisseling en track 3, ‘Everwanna’, kan je gewoon niet zien aankomen. Het lijkt wel of we in de jaren 60 soul zijn beland. En waarom ook niet? Het perfecte album om zonder enkele verwachting in te gaan om je gewoon mee te laten voeren van moment tot moment.

En wel degelijk komen we terug in de new wave, want ‘The Lost Generation’ is een nummer dat je met beide benen weer in de midden jaren 80 zet. Niks let je er meer toe om je volumeknop ver open te gooien en te dansen alsof je je op een new wave party bevindt, zalig!

‘Yuh Learn II’ zet ons weer even terug op de rode draad waarmee het album begon om ons vervolgens af te zetten bij de prachtige afsluiter van kant A van de plaat. Traag slepend met drums die op Pornography (The Cure) niet zouden misstaan, prachtig gitaarwerk, mooie gelaagdheid, een bassist die ook om de muziek heen durft te spelen, een zanger die door merg en been weet heen te gaan en zelfs psychedelische elementen later in het nummer is ‘I Know There Was Something’ voor mij het pronkstuk van het album. Dit kan zich meten met de beste new wave ooit gemaakt, wat helaas niet valt te rijmen met de grote onbekendheid die The Mighy Wah! heeft.

Als we de plaat hebben omgedraaid worden we allereerst natuurlijk weer even op die rode draad gezet met ‘Yuh Learn III’. Het basloopje dat volgt loodst je ‘In The Bleak / Body ‘N’ Soul / Midwinter’ binnen, een vlot nummer met blazers en koortjes dat ik niet geheel kan plaatsen, maar dat past dan ook juist wel weer bij deze onnavolgbare plaat. We zouden ons tenslotte niet laten leiden door onze verwachtingen, maar ons mee laten voeren van moment tot moment. Met dat in ons achterhoofd kunnen we ons ook op positieve manier laten verrassen door ‘Papa Crack / God’s Lonely Man’. Want na het uitstapje naar 60’s soul op kant A, maken we hier gewoon een uitstapje naar jaren 70 soul/funk. The Mighy Wah! doet gewoon waar ze zin in hebben wat dat betreft. En als je niet vastgeroest zit in een verwacht genre en hier voor open staat kan ik je garanderen dat je hier van gaat genieten, want het is gewoon ijzersterk uitgevoerd en heerlijk om naar te luisteren.

Met ‘What’s Happening Here’ blijven we nog even in de 70’s maar dan met een sound die nog het meest in de buurt komt van disco. Ach waarom ook niet…

Via ‘Yuh Learn IV’ komen we bij ‘Come Back (The Story of the Reds)’, de afsluiter van dit album (in haar originele vorm). Het zal je niks verrassen dat dit nummer een single is geweest. Het is ook, naar mijn idee, veruit het meest toegankelijke nummer van de plaat. Het klinkt al snel bekend en pakkend, maar voor mij persoonlijk dan weer juist iets te gewoontjes. Misschien wel puur gemaakt omdat een platenmaatschappij dat nou eenmaal graag wil.

Al met al vind ik dit een bijzondere plaat met behalve enkele aardige verrassingen als ‘Everwanna’ en ‘Papa Crack / God’s Lonely Man’ ook zeker een drietal krachtige new wave nummers, waarbij ‘I Know There Was Something’ voor mij het ultieme hoogtepunt van de plaat is. De productie van dit album is gedaan door Pete Wylie, de voorman van de band, maar een opvallende naam die genoemd wordt als co-producer is Flood (Mark Ellis), die onder meer bekend is van zijn werk met U2.

Luister signature song: The Lost Generation

The Icicle Works | The Icicle Works

Releasejaar: 1984  Label:  Beggars Banquet  Land: UK

the-icicle-works-the-icicle-works-1984

Afspeelbron: Vinyl LP, Beggars Banquet (BEGA 50), 1984, UK

The Icicle Works is een Engelse band (Liverpool) die naar mijn idee nogal eens over het hoofd wordt gezien. Misschien komt dat doordat ze een beetje aan de zijlijn stonden, toen bands als Echo & The Bunnymen en Comsat Angels hun doorbraak hadden in de vroege jaren 80. The Icicle Works is toch een band met een enigszins vergelijkbare sound. Het is ze alleen niet gelukt om een werkelijke doorbaak te creëren.

Dit debuutalbum is waarschijnlijk hun bekendste en tevens interessantste album, dat zijn weg naar de liefhebbers wel heeft gevonden. Ik zou me zo voor kunnen stellen dat in de tijd dat het uitkwam, de band enigszins als kloon van Echo & The Bunnymen werd gezien. Het album kwam namelijk uit toen hun grotere broer al drie albums uitgebracht had en de sound benadert die van hun stadsgenoten (beide komen ze uit Liverpool) bij vlagen behoorlijk. Eerlijk gezegd kan me dat niet storen, want ze hebben voldoende te bieden. Overigens zijn de vergelijkingen, zoals wel vaker het geval is, niet geheel toevallig. Dit album is namelijk geproduceerd door Hugh Jones, die niet alleen meewerkte aan de eerste twee Bunnymen albums, maar bijvoorbeeld ook verantwoordelijk is voor de productie van de klassieker From the Lions Mouth van The Sound en After the Snow van Modern English.

Om te beginnen opent de plaat al redelijk sterk met ‘Chop the Tree’. De up-tempo tribal-achtige drums hebben hun opzwepende werking. Ian McNabb heeft een prettig in het gehoor liggende stem. Gitaar, bas en synth spelen een vrij ondergeschikte rol in dit nummer ten opzichte van de drums, waardoor je min of meer gedwongen wordt je over te geven aan de ritmes.

‘Love Is a Wonderful Colour’ is een vrij bekend in het gehoor liggend nummer. Niet zo verbazingwekkend dat dit een single is geworden. De kracht van het nummer zit hem in de pakkende zanglijn van met name het refrein. Ook in het volgende nummer vinden we weer zo’n pakkend refrein.

Naarmate het album vordert vind ik het voornamelijk opvallend dat de gitaar een relatief ondergeschikte rol speelt in de productie, op de A kant van de LP althans. Waar de gitaar bij soortgelijke bands vaak kracht bij zet, lijkt die functie hier eerder weggelegd voor de drums. Die zijn namelijk zeer sterk en prominent aanwezig. Dit wil overigens niet zeggen dat de productie het laat afweten, want het zit allemaal picobello in elkaar en een prachtnummer als ‘Lover’s Day’, afsluiter van de A kant, is dan ook verwennerij voor je oren.

Op de B kant lijkt er ineens een complete omschakeling te zijn. Op ‘In the Cauldron of Love’ worden alle registers opengetrokken. De gitaar knalt er werkelijk in en de muziek bloeit helemaal op. Alles komt ineens beter tot zijn recht, niet alleen de gitaar, ook de bas en synth. Dit is toch wel een beetje wat ik miste op de A kant.

Op de ballad die daarna volgt is de kracht weer snel weggeëbt. Misschien is het contrast net wat te groot ten opzichte van het vorige nummer. Op zichzelf is het best een aardig nummer, dat door het galmende gitaargeluid wel wat dromerigs heeft. De derde track van de B kant heeft daarna weer wat meer vuur.

‘Birds Fly (Whisper to a Scream)’ is een bescheiden hit geweest in de VS. Ook weer een nummer dat zijn lekkere drive te danken heeft aan snelle tribal-achtige drums aangevuld met extra slagwerk.

Met ‘Nirvana’ heeft het album een prima afsluiter. Het nummer heeft een mooie rustige aanloop, waarbij ik een beetje het idee krijg naar The Mission the luisteren (terwijl Wayne Hussey pas het jaar daarna zijn band oprichtte). De zanger doet me in bepaalde stukken van dit nummer ook gewoon aan Hussey denken. Daarna komt er een flink tempo in, begeleid door snelle drums. Het nummer heeft een lekker instrumentaal tussenstuk, waarin de gitaar even fijn de ruimte krijgt om te janken. Dit fungeert goed als spanningsboog op weg naar een vette finale, waarin voor de laatste keer alle registers worden opengetrokken, wat leidt tot een spetterend einde van deze plaat.

Toegegeven: nergens op dit album word ik echt omver geblazen of diep geraakt, maar de overwegend fijne sound met hier en daar nog een uitschieter, maakt dit toch een prima album, dat op zijn tijd zeker een draaibeurtje verdient.

Luister signature song: Lover’s Day