In Letter Form | Fracture. Repair. Repeat.

Releasejaar: 2016 Label: Metropolis Land: USA

In Letter Form - Fracture. Repair. Repeat.

Afspeelbron: vinyl LP, Metropolis (MET1027), 2016, USA

Muziek is, net als alles eigenlijk, iets wat iedereen op zijn eigen persoonlijke manier ervaart. Dat geldt uiteraard ook bij elk nummer en elk album zo. Ervaring wordt door vele zaken beïnvloed en dat is niet alleen smaak, maar soms ook achtergrond of een bepaald gevoel wat iets bij je oproept.

Allereerst roept deze muziek al snel associaties op met oude en nieuwere bands in het genre. Zelf noemt de band als invloeden: ‘(early) Cure, Joy Division, Bauhaus, New Order, Echo and the Bunnymen, Interpol ’. Voor mij is post-punk een genre dat me enorm aanspreekt door een bepaalde lading die het meestal draagt. Soms kan een productie me te glad klinken of de emotie te gemaakt klinken en wordt iets een soort schijnvertoning. Niet dat het dan persé zo is, maar dat is dan hoe ik het ervaar.

Nu kan ik me niet herinneren of ik al wist dat Eric Miranda, de zanger, op vrij jonge leeftijd en door voor de buitenwereld onbekende oorzaak al was overleden toen ik dit album voor de eerste keer hoorde, maar ik kan niet ontkennen dat het van invloed is op hoe ik dit album ervaar. Juist doordat de oorzaak niet bekend is gemaakt, heb ik wel een vermoeden dat het zelfmoord is geweest. Met die gedachten in het achterhoofd krijgt het album voor mij toch een andere lading. Het zet me ook aan de teksten wat meer onder de loep te leggen dan ik gebruikelijk doe.

Met dit review heb ik even gewacht tot ik het vinyl eindelijk thuis had ontvangen. Bij de eerste draaibeurt galmt ‘Face in the Crowd’ de huiskamer binnen. Ik vind het jammer dat dit iets te letterlijk zo is. Het hele nummer galmt me teveel. Ik vind de productie hier dus niet al te sterk en dat is zonde natuurlijk. Het nummer zelf vind ik intens. Naar mijn idee gaat het over vervreemding en angst. Los van de productie klinken de muziek en zang erg goed.

Het is jammer dat het eerste nummer zo galmt, omdat ik denk dat een hele groep mensen die alleen even een eerste stukje van een album luistert om te horen of het wat is hier al afhaakt, terwijl het allerbeste dan echt nog moet komen. Het tweede nummer, ‘Won’t Get the Best of Me’ klinkt namelijk al helemaal anders. Het kan natuurlijk dat de reverb hier hetzelfde staat afgesteld als in het eerste nummer, maar het klinkt in elk geval niet zo. Het nummer klinkt in zijn geheel veel gedoseerder, waardoor er geen brij ontstaat maar ruimte. Hier hoor je pas echt goed de mooie zangstem van Eric Miranda, die ook heel mooi melodieus zingt. Nu het storende van de (overdreven) galm weg is, is het pas echt genieten geblazen. Elk instrument is nu hoorbaar en komt precies op het juiste moment. En Miranda weet ook precies de juiste snaar te raken met zijn stemgeluid: het fluweelzachte gecombineerd met zijn intense uithalen is om de rillingen over je lijf van te krijgen. Tekstueel gezien is dit nummer zo pijnlijk, zeker als je de achtergrond kent en als het klopt wat ik denk. Wat voor strijd moet er gaande zijn geweest in Eric Miranda. Die wens om te sterven, maar tevens weten dat dat niet zo hoort te zijn en er tegen vechten.

‘Wait Now’ is weer andere koek. Dit is gewoon lekker het volume opengooien en los gaan op een post-punk rocker. Kort maar krachtig is hier meer dan op zijn plaats.

‘Audio Drones’ is natuurlijk de aanloop naar het nummer ‘Terror (Is a State of Mind)’. Houd dat volume maar open, zou ik zeggen. Bas en drums knallen je speakers door, galmende gitaar komt er doorheen gieren en dan die stem…. Deze man had een laag dat zo lekker klinkt dat ik even niemand kan bedenken die dit kan evenaren. En waar ik nogal wat andere zangers ken die bijvoorbeeld een knauw in hun stem hebben of iets dat me op een gegeven moment wat gaat irriteren, klinkt dit in mijn oren ronduit perfect. De emotie die eruit komt als Miranda naar zijn hoog gaat is compleet weergaloos. Het nummer gaat uiteraard over terreur en de angst die je daarvoor kunt hebben, het zinloze en de pijn die hij er door voelt. Hij is zich er echter van bewust dat angst iets is dat zich in je hoofd afspeelt en lijkt hier met dit nummer korte metten mee te willen maken. Dit nummer kan mij echt raken (niet doorvertellen, maar de tranen sprongen zojuist in mijn ogen). Zoals ik al zei is ook dit nummer ervoor gemaakt om hard te draaien en… er mag weer gedanst worden! Overigens, als je het vinyl hebt is dit ook een spetterende afsluiter van kant A.

‘High Line’ is voor mij de opener van kant B. Als opener niet het sterkste nummer, vind ik. Het voelt vrij luchtig, al is het onderwerp ook niet erg luchtig natuurlijk. Het gaat naar mijn idee over een verlangen naar een verloren liefde, de wens om die herinneringen zo sterk mogelijk vast te houden en het besef dat op deze aardbol liefde kan sterven. Qua muziek / melodieën moet ik bij dit nummer steeds denken aan ‘Love Will Tear Us Apart’ (Joy Division) in combinatie met ‘Inbetween Days’ (The Cure).

‘Edison’s Medicine’ is met vijfenhalve minuut het langste nummer van dit album. Ik vind het een sterk punt dat de nummers niet teveel zijn gerekt op deze plaat. Ze behouden daardoor voor mij hun kracht. ‘Edison’s Medicine’ is iets langer dan gemiddeld, maar heeft dan ook een stukje introtekst, dat al heel veelzeggend is. Op de website van In Letter Form (die ze zo lang mogelijk in leven willen houden als herinnering aan de band en Eric Miranda) vind je ook alle songteksten. Daar staat tussen haakjes achter dit nummer ‘An Agnostic’s Apology’. Een agnost is iemand die geen overtuiging heeft van het wel of niet bestaan van een hogere macht. In de introtekst hoor je de stem zeggen dat de reden waarom we dood gaan is om erachter te komen waar het nu eigenlijk allemaal om draait. Met andere woorden: een agnost weet het allemaal niet en de dood geeft de antwoorden. Edison’s medicine is een therapie die zwaar depressieve mensen kunnen krijgen. Miranda zingt ‘Edison’s medicine has got me down, again’. Als ik de tekst van dit nummer lees krijg ik kippevel. Het is complete wanhoop en uiteindelijk een excuus voor de keuze voor de dood. Ik denk ook dat Miranda heel veel moeite heeft gehad met het verwerken van de dood van zijn moeder. Op de hoes staat bij ‘In memoriam’ ook Judith Miranda. Ik denk dat het zijn moeder was, maar zou ook zijn vrouw geweest kunnen zijn. Los van de diepgang die dit nummer tekstueel kent, vind ik het ook een enorm sterk en mooi nummer. Zonder kennis van de achtergrond is het al mooi, maar met die kennis wordt het een nummer waarbij je de rillingen over het lijf kunnen lopen. Er spreekt zoveel wanhoop uit en misschien ook wel de eerste stap richting de bevrijding: de dood.

‘111’ geeft me een beetje een New Order-gevoel. Ik weet niet zeker waar de titel voor staat. In Nieuw Zeeland is het het noodnummer, maar de band komt uit de VS. Ik vind het op zich wel een aardig nummer, maar het is vrij ingetogen en pakt me niet in het bijzonder.

‘Rain Prelude’ is uiteraard de inleiding tot ‘Reflecting the Rain’, wat ik een mooi nummer vind. Qua sound is het een combinatie van New Order en The Cure, een geijkte sound in het new wave genre dus. Het klinkt daarom direct vertrouwd en dat kan ook best lekker zijn.

‘Mal de Mer’ betekent zeeziek. Dit nummer heeft Eric Miranda in zijn geheel alleen opgenomen. Denk qua stijl in de richting van een rustig liedje van Depeche Mode. Het lijkt te gaan over vervreemd zijn van jezelf en/of niet kunnen aarden in dit bestaan. Het is een klein liedje, dat ik nog wat verder op me in moet laten werken. Ik denk namelijk dat het niet voor niks de afsluiter is van het album.

In zijn geheel genomen vind ik dit een sterk album met als grootste uitschieters ‘Won’t Get the Best of Me’, ‘Terror (Is a State of Mind)’, ‘Edison’s Medicine’ en ‘Reflecting the Rain’, maar de rest luistert ook uitstekend weg. Wat mij betreft een aanrader voor iedereen die interesse heeft in wat meer recente post-punk.

Luister signature song: Edison’s Medicine

Allez Allez | African Queen

Releasejaar: 1981  Label: Scalp Records  Land: België

Allez Allez - African Queen (1981)

Afspeelbron: vinyl EP, Scalp Records (1A 032 64674 Z), 1981, Holland

Allez Allez was een Belgische band die funky new wave maakte. Ze brachten in hun korte bestaan een EP, een LP en een aantal singles uit.

African Queen is hun zelfgeproduceerde debuut EP (of mini-album) uit 1981. De A kant van het vinyl wordt gevuld door 3 ritmische funky nummers. De eerste vergelijking die in me op komt qua sound is Talking Heads, maar dan aangevuld met saxofoon. Helaas vind ik de nummers geen van drieën onderscheidend of eruit springen. Het groove’t allemaal prima door en met je verstand op nul op de dansvloer zou dat best zijn effect kunnen hebben, maar om zo naar te luisteren heeft het voor mij te weinig te bieden. De zangeres maakt het er ook niet beter op. Het is voornamelijk praatzang (soort rappen dat me doet denken aan ‘Hey you the rock steady crew…’) en wat kreten, wat me allemaal weinig doet.

Waarom dan toch een review van deze EP? Dat komt door de B kant van deze plaat. Daar staan slechts twee nummers op, maar beide worden door een groepje mensen (al zijn dat voornamelijk Belgen) als cult-klassiekers gezien.

Het nummer Allez Allez is lekker opzwepend en heeft duidelijk meer inhoud dan de drie nummers op de A kant. Hier niet alleen doorgaande funky ritmes en basjes, maar wat meer afwisseling en natuurlijk de breaks waarin je volmondig mee kan zingen “Allez allez, allez allez…”.

African Queen (Pour La Grace) doet al direct sterk denken aan Grace Jones, met name de zang. Niet geheel toevallig, want het is dan ook een ode aan deze excentrieke dame van Jamaicaanse afkomst. Het is een wat trager nummer met percussie (al of niet uit een elektrisch apparaat) en een lekkere bass groove, die zwoel aanvoelt. Afrikaans gebrabbel en oerwoudgeluiden doen bijna ongepast aan, maar die nemen we maar voor lief. Tenslotte was het 1981. 😉

Al met al is dit een plaat die voor de B kant wel leuk is om te hebben, maar wel enigszins teleurstelt door de matige A kant, al kan die op zijn tijd wel lekker zijn hoor.

Luister signature song:  Allez Allez

 

Whispering Sons | Endless Party

Releasejaar: 2015 Label: Wool-E Tapes Land: België

Whispering Sons - Endless Party (2015)

Afspeelbron: vinyl LP, Minimal Maximal (MM017), 2017, België

De Belgische band Whisperings Sons bestaat sinds 2013. Vier studenten (Kobe Lijnen, Lander Paesen, Sander Pelsmaekers en Sander Hermans), die samen veelal covers speelden, zochten nog een zanger of zangeres en vonden die in Fenne Kuppens. Fenne was eigenlijk niet bekend met de muziek die de vier muzikanten zo beïnvloedde, maar wat ze speelden sprak haar wel enorm aan. Ze gingen met elkaar oefenen en een nummer dat ze graag samen speelden was Whisperings Sons van de Deense band Moral. Zo was ook de bandnaam ontstaan. Met het schrijven van eigen nummers evalueerde het geluid van de band langzamerhand tot de eigen herkenbare sound die het nu heeft.

Ze hebben in 2014 een demootje met elkaar opgenomen met daarop vier nummers en in 2015 onder eigen beheer een mini-album (Endless Party) opgenomen en uitgebracht op cassette via Wool-E Tapes (en later ook op cd en vinyl). In 2015 deden ze mee met de studentenwedstrijd Rock Race, die ze ook direct wonnen. In 2016 besloten ze ook mee te doen met Humo’s Rock Rally. Eigenlijk hadden ze er geen enkele verwachting van, maar hoopten ze gewoon op die manier wat meer bekendheid te krijgen. Begonnen als underdog wonnen ze de wedstrijd met vlag en wimpel. De geldprijs van 10.000 euro die ze hiermee opstreken, steken ze onder meer in het professioneel opnemen van een album, dat we in het najaar van 2018 kunnen verwachten. Vooralsnog moeten we het nog even doen met dit mini-album en twee singles, waar overigens ook geweldige nummers op staan.

Je hoeft niet lang te twijfelen uit welke hoek deze band haar invloeden haalt als het nummer Shadow je speakers uit komt knallen (deze muziek komt op hoog volume nou eenmaal het best tot zijn recht). De gitaar roept bij mij direct de sfeer op van The Cure’s Last Dance. Gitarist Kobe Lijnen noemt dan ook niet voor niks Robert Smith als invloed op zijn gitaarspel. Als de zang invalt zal een ieder die deze band niet kent de zangstem wel opvallend vinden en denken dat die man wel een apart stemgeluid heeft. Dit is dus de donkere stem van Fenne Kuppens, beïnvloed door zangeressen als Nico (Velvet Underground) en Michelle Gurevich (Chinawoman). De combinatie van roffelende elektronische drums, het gitaargeluid en de synth geven het gevoel alsof je op golven gevormd door muziek drijft. Misschien is de zangstem er eentje die je moet liggen, maar als dat eenmaal zo is, geeft dat precies het stukje magie mee, dat nodig is om een band zich te doen afscheiden van de grijze massa. Dan weet je direct: deze band is iets bijzonders.

Midlife zuigt je mee in een draaikolk gevormd door het vlotte galmende gitaarloopje en de drums. Kuppens heeft zich met haar tekst duidelijk laten inspireren door de muziek. Er is geen ontsnappen aan als je eenmaal in deze spiraal zit: “This is how the party ends….. this is how it all ends.” Qua genre past dit gemakkelijk onder de gothic rock. Overigens muziek waar je ook helemaal los op kan gaan op de dansvloer. Bij live-optredens zie je Fenne Kuppens dat dan ook volledig doen.

Time begint met een mooie opbouw van bas en drum, die worden aangevuld door de gitaar en synth. Een instrumentale opening die zich ontvouwt tot een mooie melodieuze bloem, van waaruit de zangeres haar verslag doet over een worsteling van iemand die opgesloten lijkt te zitten in zijn/haar gedachtenwereld, waaruit vluchten onmogelijk lijkt. De band weet enorm goed dynamiek aan te brengen in het geheel, o.a. door de gitaar op de juiste momenten weg te laten, zoals wanneer de zang begint. Elkaar de ruimte geven en weten hoe je spanning opbouwt en een nummer tot een climax kan laten komen getuigen van ware klasse.

The Night neemt ons mee de nacht in, wat lijkt te staan voor een vlucht uit het dagelijkse bestaan, wat nooit oplevert wat je hoopt, maar je eerder weer in een leegte achter laat, zelfs zonder herinneringen.

In Insight wordt een dikke mist opgetrokken door de band, die een vette wall of sound creëert. Deze sleept zich voort terwijl de zangeres er doorheen waadt, happend naar adem, op zoek naar een plek om tot rust te komen: “No place to lay my head…”. Ook hier weer komt die innerlijke strijd duidelijk naar voren en smelten muziek, zang en tekst weer samen tot een moerasachtige massa waar je jezelf als luisteraar heerlijk in kan nestelen.

Met Wall heeft dit zeer geslaagde mini-album een pakkende afsluiter, die je doet verlangen naar meer. Hypnotiserend gitaarspel, bezwerende zang, een zwevende synth en alles aangedreven door de pulserende drum en bas. En die muur gaat er aan: You built your walls…. I’ll take them down”.

Als we hun EP uit 2014 als demo beschouwen (zelf doen ze dat ook), dan heeft Whispering Sons met dit mini-album een prachtig en indrukwekkend debuut afgeleverd. Op mij heeft de plaat zelfs een verslavende werking. Het is mijn meest gedraaide plaat van dit moment. Ik kijk dan ook werkelijk uit naar hun eerste langspeler. Zelf zeggen ze dat deze weer flink anders klinkt dan deze plaat. Hij zou meer afwisseling hebben in de songstructuren en er zou gebruik gemaakt worden van allerlei andere geluiden. Wat ze daar dan ook precies mee bedoelen weet ik ook niet, maar over een aantal maanden zullen we het weten. Live spelen ze sowieso al veel nummers die nog niet uitgebracht zijn en wat ik daarvan heb gehoord tijdens Wavefest III klonk in mijn oren fantastisch. Voor mij is het in elk geval duidelijk: deze band blijf ik op de voet volgen en alles wat ze uitbrengen wil ik op mijn draaitafel kunnen leggen.

Luister signature song: Wall

Party Day | Glasshouse

Releasejaar: 1985  Label: PartyDay Records  Land: UK

Party Day - Glasshouse (1985)

Afspeelbron: vinyl LP, PartyDay Records (FXLP 401), 1985, UK

Party Day, een bandnaam die hier goed op zijn plaats is. Niet dat dit nou zo’n feestplaat is, in tegendeel, maar het is wel één groot feest om naar te luisteren. Niet alleen is het een feest der herkenning, omdat alle invloeden onmiskenbaar goed hoorbaar zijn, maar het is ook dusdanig uitgevoerd dat het als een warm bad is voor je oren. Het is een cocktail waarin de groten der aarde uit het genre smaakvol bijeen worden gebracht tot wat Party Day is genoemd. Ik kan het dan ook niet laten hier en daar wat herkenningspunten te noemen.

‘Rabbit Pie’ heeft al direct iets herkenbaars. Ik moet sterk aan The Sound denken, maar dat geeft niks. Het klinkt tenslotte zalig. De zanger heeft iets fragiels in zijn stem. Ik kan me zo voorstellen dat sommigen zouden vallen over het stemgeluid, maar voor mij is het prima, het heeft iets puurs.

Het tweede nummer van de plaat, ‘Firehorse’, deed mij nog eens naar het jaartal van dit album kijken. 1985, hetzelfde jaar als The Head on the Door van The Cure. Ik hoor hier de riff van ‘Push’. Niet dat dit nummer een kopie is van genoemd nummer, maar ik kan me zo voorstellen dat een onbewuste inspiratie hier een rol heeft gespeeld. Dit is tevens wat deze plaat gewoon ook lekker maakt, zoals ik ook al in mijn inleiding schreef.

‘Carousel’ zit vol vuur en overtuigingskracht. Deze band zet hier een heerlijke vette sound neer waarbij alles klopt. Deze gasten weten echt waar ze mee bezig zijn. Zeker ook de drummer speelt hierbij een belangrijke rol en de zanger gooit zijn hele ziel en zaligheid erin.

Onmiskenbaar heeft Twenty Four Hours van Joy Division model gestaan voor het nummer ‘Atoms’, maar ik hoor ook de sound van Modern English’ ‘Mesh & Lace’ terug. Alles bij elkaar daardoor een nummer met een lekkere drive.

Gitaarfeedback, drums en een vette bas klinken als een opstartende motor die het nummer ‘Boredom’ in gang zet. Opzwepende en bezwerende klanken om je op mee te laten voeren. De eentonige klaagzang maakt het af.

‘Grace’ heeft de zalige opbouw waar we allemaal van dromen bij een post-punk nummer. Een beetje als A Forest, maar dan anders. Ik kan het keer op keer horen op hard volume. Het is een klassieker, maar dan zonder de bekendheid daarvan.

Woede en frustratie komen tot uiting in ‘Row the Boat Ashore’. Energiek en overtuigend. Ik begrijp dan ook niet waarom dit album niet bekender is geworden en deze band nooit verder is gekomen dan twee albums uitgebracht in eigen beheer. Vermoedelijk waren ze dat wel als deze plaat in 1981 was uitgebracht.

Ook het laatste nummer ‘Athena’ klinkt weer ongelofelijk vet. De heerlijke ritmische opbouw doet mij opveren als een jonge God en door de kamer heen stuiteren alsof de tijd 30 jaar heeft stilgestaan. Dit behoort gemakkelijk tot de betere post-punk.

Dit album is er wat mij betreft eentje die je niet mag missen als liefhebber van het genre.

Luister signature song: Grace

Güler | The Salt on Your Face

Releasejaar: 1987  Label: Akzidanz  Land: Holland

Güler - The Salt on Your Face (1987)

Afspeelbron: vinyl LP, Akzidanz (AKZI 5), 1987, Holland

Als je zoals ik interesse hebt in oude new wave & post-punk platen zou je denken dat je op een gegeven moment alle goede platen uit de jaren 80 in het genre wel gevonden zal hebben. Gelukkig gaat dat niet op. Er lijkt een onuitputtelijke bron van obscure 80’s new wave te bestaan. De sub-bron waar ik deze keer een voor mij onbekende juweel vond is het videokanaal van In Depth Music.

Güler is een band die slechts één album heeft uitgebracht. Het was een Nederlandse  band uit de Nijmeegse scene. De meeste bandleden speelden voorheen in andere bands in het genre. Zo speelde Hans Hermes in Das Wesen, Laszlo Panyigay in Mekanik Kommando en Ties van der Linden in Vice. Huub Dols, het vierde bandlid, zou later met de twee laatstgenoemde de band Ulanbator oprichten.

Dat er al flink wat ervaring in de band aanwezig was hoor je wel. Het zit allemaal heel goed in elkaar en is een solide album, geproduceerd door bandlid Panyigay. Hoewel de new wave in de tweede helft van de jaren 80 grotendeels was overgenomen door het meer gepolijste new romantic, heeft deze band eerder een sound die past bij de vroege jaren 80.

De opener hakt er direct flink in. ‘Kiss Me’ is een enigszins hysterisch uptempo nummer, dat direct duidelijk maakt dat dit geen muziek is om stil op te blijven zitten. In de muziek hoor ik gothic rock invloeden, beetje richting Bauhaus. Ook PIL schiet even door mijn hoofd, wat ook te maken zal hebben met de wat lijzige manier van zingen in dit nummer.

‘The Ravens’ heeft lekkere opzwepende ritmes, die zorgen voor een pakkende drive in het nummer. De combinatie met een gierend gitaargeluid, incl. rare fratsen en een bezwerende eentonige zang, maken het uitermate geschikt om de dansvloer te vullen met maf dansende wavefreaks.

Als ‘Gök’ begint moet ik steeds even een seconde denken aan ‘Wherever I May Roam’ van Metallica, al is het natuurlijk een compleet ander nummer. Het is net dat eerste stukje van het intro wat dit veroorzaakt, luister zelf maar, zou ik zeggen. De vrij donker getinte sound heeft iets mysterieus en zou gemakkelijk onder de noemer gothic rock geplaatst kunnen worden. Zeker ook de zang draagt daar aan bij, deze heeft een snufje Eldritch (Sisters of Mercy).

Het drumgeluid van ‘Little Boy’ is vast en zeker geïnspireerd door ‘She’s Lost Control’ van Joy Division, overigens lijkt het er verder absoluut niet op. Güler is zeker geen copycat. Af en toe herken je wat mogelijke invloeden, wat niet meer dan normaal is, hier bijvoorbeeld opnieuw Bauhaus. Alles bij elkaar is het een lekker opzwepend nummer.

‘Princess Parade’ heeft ook een beetje dat statische drumgeluid á la ‘She’s Lost Control’ en ik proef zelfs een vleugje Stranglers, maar dat zal voornamelijk komen door dat instrument waarvan ik de naam niet weet, een soort orgeltje dat noten vervormt, zoals The Stranglers gebruiken in Nice ‘N’ Sleazy. Of het hetzelfde instrument is weet ik niet zeker, Güler gebruikt het wat meer op de achtergrond. Samen met het freaky saxofoonspel krijgt het nummer iets chaotisch, al blijft het een goed georganiseerd geheel.

‘Men and Women’ vind ik het minste nummer van het album. Ik heb er niet veel over te zeggen, het is wel aardig, maar steekt wat saai af ten opzichte van de rest.

Er is dan ook nogal een contrast met het nummer dat volgt: ‘I Threw It Out’. Hier wordt een zalige vette sound neergezet. Donker en onheilspellend klinkt het. Misschien wel het beste van deze plaat, maar dat blijft smaak en de rest is ook gewoon heel anders. Denk bij dit nummer in de richting van ‘A Touching Display’ van Wire. Jawel, dit is het niveau en de sound waar Güler aardig bij in de buurt weet te komen.

Wat wil je nu nog horen na het vorige nummer? Het had een afsluiter kunnen zijn. Güler denkt daar anders over en gooit er nog een vage trip achteraan met het nummer ‘Thrilling Me’. Het is een beetje als de gelijknamige afsluiter van The Cure’s ‘Pornography’ album, maar dan wel wat minder duister. En zo komt deze mooie ontdekking ten einde. Een onbekende plaat van een buitengewone klasse, die nog vaak op mijn draaitafel zal liggen.

Luister signature song: The Ravens

For Against | In the Marshes

Releasejaar: 1990  Label: Independent Project  Land: USA

For Against - In the Marshes (1990)

Afspeelbron: 10 inch EP, Independent Project (IP 029), 1990, USA

Het mini-album In the Marshes van de Amerikaanse band For Against (Lincoln, Nebraska) bevat zes nummers die al in 1986 zijn opgenomen, direct na het opnemen van hun debuutplaat Echelons. Drie van deze nummers zijn al op diverse compilatie-albums terechtgekomen, maar geen van de nummers is op hun volgende album ‘December’ gezet. Pas in 1990 zijn ze als dit mini-album uitgebracht, wat naar mijn mening het sterkste materiaal bevat dat deze band heeft opgenomen.

Er wordt op dit mini-album een geweldige sfeer neergezet. Het begint al direct goed met het hypnotiserende van ‘Tibet’: een strak reperterende elektronische beat waar synth en gitaar met flanger-effect overheen galmen en de zang niet meer is dan ‘whahoohoo…’. Het is een eenvoudig, maar o zo effectief recept om new wave-liefhebbers in de greep te krijgen.

En natuurlijk wordt er een verwachting gewekt als je op die manier opent. De boel kan enorm in elkaar storten als die niet wordt ingewilligd. ‘Amnesia’ creëert opnieuw een dergelijke hypnotiserende sfeer. De basis wordt gevormd door een drumcomputer. De gitaar wordt wat gedoseerder ingezet, waardoor het geluid iets kaler is wat de momenten dat de bas inzet des te lekkerder maakt. De zang heeft een hypnotiserende functie, herhalend en eentonig.

‘The Purgatory Salesman’ is een flink experimenterende For Against. Er wordt een geluidsmuur gecreëerd die je nog het best met shoegaze kan vergelijken, met ook weer een strak hypnotiserende beat aan de basis en galmende zang er overheen. Ik laat me maar al te graag meevoeren op deze geluidsgolven.

Een vette synth, heldere gitaarklanken, een beat en een galmende pakkende zangmelodie. ‘Amen Yves’, de opener van de B kant, zal zonder moeite een dansvloer gevuld krijgen met old school new wavers, want dit is echt genieten geblazen.

Ook ‘Fate’ schreeuwt erom op gedanst te worden, zoals bijvoorbeeld een new wave klassieker als ‘A Forest’ (The Cure) dat ook doet. Het heeft dan ook geen enkele nut dit zachtjes te draaien.

De afsluiter ‘In the Marshes’ klinkt wat melodieuzer dan de meeste vorige nummers. Het heeft een mooie gelaagdheid en de sfeer, die bij mij slangbezwerende dansjes oproept, doet enigszins mysterieus aan. Net als bij het vorige nummer heeft de bas een prominente rol door lekker vet aanwezig te zijn.

Dit mini-album bevat weliswaar maar zes nummers, maar het zijn stuk voor stuk nummers die grijs gedraaid kunnen worden op new wave parties. Misschien heeft deze band niet de bekendheid een klassieker op hun naam te hebben, maar dat hebben ze wel. Als new wave liefhebber mag je deze plaat namelijk echt niet missen, want hij behoort tot het beste in het genre.

Luister signature song: The Purgatory Salesman

The B-52’s | The B-52’s

Releasejaar: 1979  Label: Island  Land: USA

The B-52's - The B-52's (1979)

Afspeelbron: vinyl LP, Island (200 776), 1979, Holland

Ik hoorde The B-52’s (uit Athens, Georgia, USA) pas ergens in de late jaren 80 voor het eerst bewust. De opvallende dame met de (ik meen) 50’s look en wat, in mijn beleving, overdreven act, had op mij een dusdanige uitwerking dat ik niet de behoefte had me er verder in te verdiepen. Ik zag het meer als zogenaamde fun-muziek o.i.d. Het pakte me niet en ging daarom verder aan me voorbij.

Wist ik veel destijds dat ze al 10 jaar langer bestonden en in 1979 al hun debuut hadden. En dat debuut vind ik een lekker plaatje. Weliswaar herken ik de latere B-52’s er ook nog in, maar je hoort toch dat het net even wat minder glad is allemaal.

Het album begint met ‘Planet Claire’, dat gebruik maakt van de Peter Gunn Theme (Henry Mancini). Gezien dat een heel bekend deuntje is dat associeert met spanning, is het een opener die je direct in de greep houdt. Op het moment dat de zang erbij komt en de muziek verandert, lijkt het ineens wel een Joy Division uitvoering van de Peter Gunn Theme: het statische drumgeluid en de eentonige lage mannelijke zang zijn de voornaamste veroorzakers hiervan. En ja, daar hou ik wel van.

‘52 Girls’ klinkt al direct heel anders. Nu nemen de zangeressen de zang voor rekening en het huppelachtige springerige ritme zet de toon. Het is het soort muziek waarvoor ik in de stemming moet zijn. Want natuurlijk luisteren we hier niet naar het donkere soort post-punk/new wave waar mijn hart het allermeest naar uitgaat. Dit is de soort die wat minder zwaar en serieus is. Noem het feelgood muziek.

‘Dance This Mess Around’ zet me vervolgens definitief op het spoor van gewoon lekker meegaan in de flow van het album, m.a.w.: laat los en doe je maffe dansje. Als je je nu niet laat gaan, dan zal je de plaat bij ‘Rock Lobster’ wel afzetten. Dat nummer trek je namelijk alleen maar als je een klein beetje in een maffe stemming bent geraakt. Dit is trouwens uitstekende muziek om je huishoudelijke karweitjes swingend en wel op te doen. De drive van het vlotte loopje houdt het werktempo er in elk geval goed in. Grappig gegeven is dat ik zelfs in deze muziek kleine stukjes Joy Division terughoor (basloopje).

De B kant start met een lekker rauw gitaargeluidje. Ja, we bevinden ons ook niet voor niks in de late 70’s. Het mag allemaal wat ongepolijst klinken en dat is een sound waar ik van hou. Het ritme blijft lekker dansbaar. De zang is een combi van man en vrouw(en) die elkaar afwisselen, nee niet als een soort duet, maar op een manier die op een of andere manier goed past bij de muziek.

‘There Is a Moon in the Sky (Called the Moon)’ blijft in dezelfde sfeer hangen van niet al te serieus nemen en je vooral mee laten nemen in die mood. M.a.w.: ga afwassen of maf staan dansen door de huiskamer.

Bij ‘Hero Worship’ krijg ik door de gitaar en het ritme even een Siouxsie and The Banshees gevoel aan het begin. Lekker natuurlijk. Het is een wat ‘serieuzer’ klinkend nummer dat lekker rockt met een zangeres die tot krijsen aan toe gaat.

Als ‘6060-842’ begint ben ik de mood een beetje kwijt, weinig pakkend nummer. ‘Downtown’ kan daar niets meer aan veranderen, ik vind het een matige afsluiter van een plaat die prima valt als je in de juiste stemming bent of weet te komen.

Interessant gegeven is wel dat dit album is geproduceerd door Chris Blackwell, die onder meer met Bob Marley heeft gewerkt.

Luister signature song: Dance This Mess Around

The Decorators | Tablets

Releasejaar: 1982  Label: Red Flame  Land: UK

the-decorators-tablets-1982

Afspeelbron: vinyl LP, Red Flame (RF 1), 1982, UK

The Decorators was een Engels bandje, opgericht in 1979 in Acton, West London. Ze hebben maar een jaar of vijf bestaan en dit is hun enige langspeler. Ze hebben nog een mini-album (‘Rebel Songs’) en enkele singles uitgebracht.

Hoewel het allemaal niet heel erg new wave of post-punk klinkt, mag deze plaat daar toch wel onder geplaatst worden, vind ik. De muziek is een mix van funk, (indie-)rock en ballad-achtige nummers. Het lijkt er eigenlijk op dat deze band gewoon heel eigenwijs de muziek speelt die ze leuk vindt en dat maakt het een leuke afwisselende plaat, die niet vastgeroest zit aan één stijl. De zanger heeft een stem die ergens tussen die van Richard Butler (The Psychedelic Furs), Lou Reed en Lloyd Cole inhangt en daarmee het eigenzinnige stemgeluid dat prima past bij de muziek.

De albumopener, ‘Strange One’, is een nummer met een lekkere funky inslag, dat qua ritme wat doet denken aan ‘Life in the Gladhouse’ van Modern English. Het is in elk geval direct duidelijk dat we hier te maken hebben met een aantal prima muzikanten, waarbij de bassist en de drummer er uitspringen door de prominente rol die ze hier innemen. Dit nummer is als enige van deze plaat op single uitgebracht.

Wat ook opvallend is op deze plaat is de saxofoon die overal doorheen dwarrelt. Dan weer op de voorgrond, dan weer meer ondersteunend, maar altijd wel aanwezig. Ook piano is hier en daar van de partij. In ‘We Know It’ resulteert dat zelfs in een wat blues-rock-achtige sound.

‘Hidden Hands’ is een echte ballad en ‘Headlights’ een vrij onopvallend indie-rock nummer. Het nummer dat op de A kant naar mijn idee boven de rest uitsteekt is ‘Absent Friends’. We horen een drumgeluid dat bij new wave en post-punk gangbaar is, maar het geheel is toch net weer even anders dan wat we gewend zijn, met name ook door het melodieuze van de saxofoon. De fijne drive houdt het geheel tot het einde toe goed in stand. ‘Red Sky Over Wembley’, de afsluiter van de A kant, geeft me een beetje een Echo & The Bunnymen-gevoel, al kan ik niet eens goed plaatsen waarom.

De B kant begint met de fijne ballad ‘American Ways’ om daarna in het vlotte funky nummer ‘Half World’ terecht te komen, dat niet alleen goed gevuld zit met freaky basspel, maar ook de saxofonist gaat even goed los. Ook ‘Without You’ is een heel aardig ballad-achtig nummer, waarin ook een rol is weggelegd voor een orgeltje. ‘We Know It Part Two’ is een wat rauwer nummer. Even los van de saxofoon doet het me wel wat aan Velvet Underground denken. De afsluiter, ‘Curious’, is een wat slepend nummer, dat voor een groot deel wordt gedragen door de saxofoon en een rauw zanggeluid.

Hoewel we het hier natuurlijk niet over een new wave-klassieker hebben, is dit alles bij elkaar toch best een leuke plaat die na een aantal draaibeurten ook in staat is te groeien. De productie was in handen van Rob Keyloch, die onder meer heeft gewerkt met Department S en The Meteors. Mixing engineer op deze plaat is Neil Richmond, die met onder meer Kissing The Pink en Seventh Wave heeft gewerkt.

Luister signature song: Absent Friends

The Mighty Wah! | A Word to the Wise Guy

Releasejaar: 1984  Label: Eternal / Beggars Banquet  Land: UK

the-mighty-wah-a-word-to-the-wise-guy-1984

Afspeelbron: vinyl LP, Eternal / Beggars Banquet (BEGA 54), 1984, UK

Wah! (Liverpool), hier The Mighty Wah! genoemd, start het album met ‘Yuh Learn I’, een vlot bas/ritme stukje met een soort rap erover, wat als een rode draad door het album loopt doordat er, verdeeld over de plaat, nog 3 delen volgen. Dit begin kan je flink op het verkeerde been zetten. Eigenlijk valt er nog helemaal niet in te schatten wat je kan verwachten. Vervolgens belanden we in een degelijk new wave nummer, enigszins vergelijkbaar met de pakkende nummers op Modern Eon’s Fiction Tales. Maar denk dan niet dat vanaf dat moment de richting is bepaald, want The Mighty Wah! houdt van afwisseling en track 3, ‘Everwanna’, kan je gewoon niet zien aankomen. Het lijkt wel of we in de jaren 60 soul zijn beland. En waarom ook niet? Het perfecte album om zonder enkele verwachting in te gaan om je gewoon mee te laten voeren van moment tot moment.

En wel degelijk komen we terug in de new wave, want ‘The Lost Generation’ is een nummer dat je met beide benen weer in de midden jaren 80 zet. Niks let je er meer toe om je volumeknop ver open te gooien en te dansen alsof je je op een new wave party bevindt, zalig!

‘Yuh Learn II’ zet ons weer even terug op de rode draad waarmee het album begon om ons vervolgens af te zetten bij de prachtige afsluiter van kant A van de plaat. Traag slepend met drums die op Pornography (The Cure) niet zouden misstaan, prachtig gitaarwerk, mooie gelaagdheid, een bassist die ook om de muziek heen durft te spelen, een zanger die door merg en been weet heen te gaan en zelfs psychedelische elementen later in het nummer is ‘I Know There Was Something’ voor mij het pronkstuk van het album. Dit kan zich meten met de beste new wave ooit gemaakt, wat helaas niet valt te rijmen met de grote onbekendheid die The Mighy Wah! heeft.

Als we de plaat hebben omgedraaid worden we allereerst natuurlijk weer even op die rode draad gezet met ‘Yuh Learn III’. Het basloopje dat volgt loodst je ‘In The Bleak / Body ‘N’ Soul / Midwinter’ binnen, een vlot nummer met blazers en koortjes dat ik niet geheel kan plaatsen, maar dat past dan ook juist wel weer bij deze onnavolgbare plaat. We zouden ons tenslotte niet laten leiden door onze verwachtingen, maar ons mee laten voeren van moment tot moment. Met dat in ons achterhoofd kunnen we ons ook op positieve manier laten verrassen door ‘Papa Crack / God’s Lonely Man’. Want na het uitstapje naar 60’s soul op kant A, maken we hier gewoon een uitstapje naar jaren 70 soul/funk. The Mighy Wah! doet gewoon waar ze zin in hebben wat dat betreft. En als je niet vastgeroest zit in een verwacht genre en hier voor open staat kan ik je garanderen dat je hier van gaat genieten, want het is gewoon ijzersterk uitgevoerd en heerlijk om naar te luisteren.

Met ‘What’s Happening Here’ blijven we nog even in de 70’s maar dan met een sound die nog het meest in de buurt komt van disco. Ach waarom ook niet…

Via ‘Yuh Learn IV’ komen we bij ‘Come Back (The Story of the Reds)’, de afsluiter van dit album (in haar originele vorm). Het zal je niks verrassen dat dit nummer een single is geweest. Het is ook, naar mijn idee, veruit het meest toegankelijke nummer van de plaat. Het klinkt al snel bekend en pakkend, maar voor mij persoonlijk dan weer juist iets te gewoontjes. Misschien wel puur gemaakt omdat een platenmaatschappij dat nou eenmaal graag wil.

Al met al vind ik dit een bijzondere plaat met behalve enkele aardige verrassingen als ‘Everwanna’ en ‘Papa Crack / God’s Lonely Man’ ook zeker een drietal krachtige new wave nummers, waarbij ‘I Know There Was Something’ voor mij het ultieme hoogtepunt van de plaat is. De productie van dit album is gedaan door Pete Wylie, de voorman van de band, maar een opvallende naam die genoemd wordt als co-producer is Flood (Mark Ellis), die onder meer bekend is van zijn werk met U2.

Luister signature song: The Lost Generation

The Icicle Works | The Icicle Works

Releasejaar: 1984  Label:  Beggars Banquet  Land: UK

the-icicle-works-the-icicle-works-1984

Afspeelbron: Vinyl LP, Beggars Banquet (BEGA 50), 1984, UK

The Icicle Works is een Engelse band (Liverpool) die naar mijn idee nogal eens over het hoofd wordt gezien. Misschien komt dat doordat ze een beetje aan de zijlijn stonden, toen bands als Echo & The Bunnymen en Comsat Angels hun doorbraak hadden in de vroege jaren 80. The Icicle Works is toch een band met een enigszins vergelijkbare sound. Het is ze alleen niet gelukt om een werkelijke doorbaak te creëren.

Dit debuutalbum is waarschijnlijk hun bekendste en tevens interessantste album, dat zijn weg naar de liefhebbers wel heeft gevonden. Ik zou me zo voor kunnen stellen dat in de tijd dat het uitkwam, de band enigszins als kloon van Echo & The Bunnymen werd gezien. Het album kwam namelijk uit toen hun grotere broer al drie albums uitgebracht had en de sound benadert die van hun stadsgenoten (beide komen ze uit Liverpool) bij vlagen behoorlijk. Eerlijk gezegd kan me dat niet storen, want ze hebben voldoende te bieden. Overigens zijn de vergelijkingen, zoals wel vaker het geval is, niet geheel toevallig. Dit album is namelijk geproduceerd door Hugh Jones, die niet alleen meewerkte aan de eerste twee Bunnymen albums, maar bijvoorbeeld ook verantwoordelijk is voor de productie van de klassieker From the Lions Mouth van The Sound en After the Snow van Modern English.

Om te beginnen opent de plaat al redelijk sterk met ‘Chop the Tree’. De up-tempo tribal-achtige drums hebben hun opzwepende werking. Ian McNabb heeft een prettig in het gehoor liggende stem. Gitaar, bas en synth spelen een vrij ondergeschikte rol in dit nummer ten opzichte van de drums, waardoor je min of meer gedwongen wordt je over te geven aan de ritmes.

‘Love Is a Wonderful Colour’ is een vrij bekend in het gehoor liggend nummer. Niet zo verbazingwekkend dat dit een single is geworden. De kracht van het nummer zit hem in de pakkende zanglijn van met name het refrein. Ook in het volgende nummer vinden we weer zo’n pakkend refrein.

Naarmate het album vordert vind ik het voornamelijk opvallend dat de gitaar een relatief ondergeschikte rol speelt in de productie, op de A kant van de LP althans. Waar de gitaar bij soortgelijke bands vaak kracht bij zet, lijkt die functie hier eerder weggelegd voor de drums. Die zijn namelijk zeer sterk en prominent aanwezig. Dit wil overigens niet zeggen dat de productie het laat afweten, want het zit allemaal picobello in elkaar en een prachtnummer als ‘Lover’s Day’, afsluiter van de A kant, is dan ook verwennerij voor je oren.

Op de B kant lijkt er ineens een complete omschakeling te zijn. Op ‘In the Cauldron of Love’ worden alle registers opengetrokken. De gitaar knalt er werkelijk in en de muziek bloeit helemaal op. Alles komt ineens beter tot zijn recht, niet alleen de gitaar, ook de bas en synth. Dit is toch wel een beetje wat ik miste op de A kant.

Op de ballad die daarna volgt is de kracht weer snel weggeëbt. Misschien is het contrast net wat te groot ten opzichte van het vorige nummer. Op zichzelf is het best een aardig nummer, dat door het galmende gitaargeluid wel wat dromerigs heeft. De derde track van de B kant heeft daarna weer wat meer vuur.

‘Birds Fly (Whisper to a Scream)’ is een bescheiden hit geweest in de VS. Ook weer een nummer dat zijn lekkere drive te danken heeft aan snelle tribal-achtige drums aangevuld met extra slagwerk.

Met ‘Nirvana’ heeft het album een prima afsluiter. Het nummer heeft een mooie rustige aanloop, waarbij ik een beetje het idee krijg naar The Mission the luisteren (terwijl Wayne Hussey pas het jaar daarna zijn band oprichtte). De zanger doet me in bepaalde stukken van dit nummer ook gewoon aan Hussey denken. Daarna komt er een flink tempo in, begeleid door snelle drums. Het nummer heeft een lekker instrumentaal tussenstuk, waarin de gitaar even fijn de ruimte krijgt om te janken. Dit fungeert goed als spanningsboog op weg naar een vette finale, waarin voor de laatste keer alle registers worden opengetrokken, wat leidt tot een spetterend einde van deze plaat.

Toegegeven: nergens op dit album word ik echt omver geblazen of diep geraakt, maar de overwegend fijne sound met hier en daar nog een uitschieter, maakt dit toch een prima album, dat op zijn tijd zeker een draaibeurtje verdient.

Luister signature song: Lover’s Day