The Icicle Works | The Icicle Works

Releasejaar: 1984  Label:  Beggars Banquet  Land: UK

the-icicle-works-the-icicle-works-1984

Afspeelbron: Vinyl LP, Beggars Banquet (BEGA 50), 1984, UK

The Icicle Works is een Engelse band (Liverpool) die naar mijn idee nogal eens over het hoofd wordt gezien. Misschien komt dat doordat ze een beetje aan de zijlijn stonden, toen bands als Echo & The Bunnymen en Comsat Angels hun doorbraak hadden in de vroege jaren 80. The Icicle Works is toch een band met een enigszins vergelijkbare sound. Het is ze alleen niet gelukt om een werkelijke doorbaak te creëren.

Dit debuutalbum is waarschijnlijk hun bekendste en tevens interessantste album, dat zijn weg naar de liefhebbers wel heeft gevonden. Ik zou me zo voor kunnen stellen dat in de tijd dat het uitkwam, de band enigszins als kloon van Echo & The Bunnymen werd gezien. Het album kwam namelijk uit toen hun grotere broer al drie albums uitgebracht had en de sound benadert die van hun stadsgenoten (beide komen ze uit Liverpool) bij vlagen behoorlijk. Eerlijk gezegd kan me dat niet storen, want ze hebben voldoende te bieden. Overigens zijn de vergelijkingen, zoals wel vaker het geval is, niet geheel toevallig. Dit album is namelijk geproduceerd door Hugh Jones, die niet alleen meewerkte aan de eerste twee Bunnymen albums, maar bijvoorbeeld ook verantwoordelijk is voor de productie van de klassieker From the Lions Mouth van The Sound en After the Snow van Modern English.

Om te beginnen opent de plaat al redelijk sterk met ‘Chop the Tree’. De up-tempo tribal-achtige drums hebben hun opzwepende werking. Ian McNabb heeft een prettig in het gehoor liggende stem. Gitaar, bas en synth spelen een vrij ondergeschikte rol in dit nummer ten opzichte van de drums, waardoor je min of meer gedwongen wordt je over te geven aan de ritmes.

‘Love Is a Wonderful Colour’ is een vrij bekend in het gehoor liggend nummer. Niet zo verbazingwekkend dat dit een single is geworden. De kracht van het nummer zit hem in de pakkende zanglijn van met name het refrein. Ook in het volgende nummer vinden we weer zo’n pakkend refrein.

Naarmate het album vordert vind ik het voornamelijk opvallend dat de gitaar een relatief ondergeschikte rol speelt in de productie, op de A kant van de LP althans. Waar de gitaar bij soortgelijke bands vaak kracht bij zet, lijkt die functie hier eerder weggelegd voor de drums. Die zijn namelijk zeer sterk en prominent aanwezig. Dit wil overigens niet zeggen dat de productie het laat afweten, want het zit allemaal picobello in elkaar en een prachtnummer als ‘Lover’s Day’, afsluiter van de A kant, is dan ook verwennerij voor je oren.

Op de B kant lijkt er ineens een complete omschakeling te zijn. Op ‘In the Cauldron of Love’ worden alle registers opengetrokken. De gitaar knalt er werkelijk in en de muziek bloeit helemaal op. Alles komt ineens beter tot zijn recht, niet alleen de gitaar, ook de bas en synth. Dit is toch wel een beetje wat ik miste op de A kant.

Op de ballad die daarna volgt is de kracht weer snel weggeëbt. Misschien is het contrast net wat te groot ten opzichte van het vorige nummer. Op zichzelf is het best een aardig nummer, dat door het galmende gitaargeluid wel wat dromerigs heeft. De derde track van de B kant heeft daarna weer wat meer vuur.

‘Birds Fly (Whisper to a Scream)’ is een bescheiden hit geweest in de VS. Ook weer een nummer dat zijn lekkere drive te danken heeft aan snelle tribal-achtige drums aangevuld met extra slagwerk.

Met ‘Nirvana’ heeft het album een prima afsluiter. Het nummer heeft een mooie rustige aanloop, waarbij ik een beetje het idee krijg naar The Mission the luisteren (terwijl Wayne Hussey pas het jaar daarna zijn band oprichtte). De zanger doet me in bepaalde stukken van dit nummer ook gewoon aan Hussey denken. Daarna komt er een flink tempo in, begeleid door snelle drums. Het nummer heeft een lekker instrumentaal tussenstuk, waarin de gitaar even fijn de ruimte krijgt om te janken. Dit fungeert goed als spanningsboog op weg naar een vette finale, waarin voor de laatste keer alle registers worden opengetrokken, wat leidt tot een spetterend einde van deze plaat.

Toegegeven: nergens op dit album word ik echt omver geblazen of diep geraakt, maar de overwegend fijne sound met hier en daar nog een uitschieter, maakt dit toch een prima album, dat op zijn tijd zeker een draaibeurtje verdient.

Luister signature song: Lover’s Day